Lied der liederen (3)

Zij
1. Waar ben je, liefste, heengegaan?
Je hebt me toch gezworen
dat je hier blijven zou voortaan
en bij mij wilde horen?
Vergeefs heb ik op je gewacht,
Nu moet ik zoeken in de nacht
op pleinen en op straten.

2. Ik heb een wachter in de stad
- trouw doet hij daar zijn ronde -
wanhopig in de kraag gevat:
hebt u hem soms gevonden?
Hebt u mijn lieveling misschien
vannacht al dwalende gezien?
Hij heeft mij steels verlaten.

3. Het ‘nee’ klinkt nog en daar is hij!
Ik fluister in zijn oren:
Kom, liefste, ga snel mee met mij
naar waar ik ben geboren.
Maar, meisjes, alles op zijn tijd.
Lichtvaardige onstuimigheid
is echt niet goed te praten.

~~~~~~~~

De meisjes
4. Een wolk van wierook en laurier
verhult een paard en wagen.
En poeders van een kruidenier
vervult de neus met vlagen.
Het is de koning! Hij komt daar,
gewapend tegen het gevaar,
omringd door zijn soldaten.

5. Het koetswerk is van cederhout.
De vloer en baldakijnen
verblinden door het fijnste goud.
De zitting en gordijnen
zijn van de allermooiste stof.
Bekwame naaisters aan het hof
verzorgden de brokaten.

Zij
6. Zie je de kroon daar op het hoofd
van hem, mijn lief, de koning?
Hij heeft voor altijd trouw beloofd
bij onze bruiloftskroning.
Sinds deze dag, dit blijde feest,
ben ik niet meer alleen geweest,
hij heeft mij nooit verlaten!

Zij
1. Waar ben je, liefste, heengegaan?
Je hebt me toch gezworen
dat je hier blijven zou voortaan
en bij mij wilde horen?
Vergeefs heb ik op je gewacht,
Nu moet ik zoeken in de nacht
op pleinen en op straten.

2. Ik heb een wachter in de stad
- trouw doet hij daar zijn ronde -
wanhopig in de kraag gevat:
hebt u hem soms gevonden?
Hebt u mijn lieveling misschien
vannacht al dwalende gezien?
Hij heeft mij steels verlaten.

3. Het ‘nee’ klinkt nog en daar is hij!
Ik fluister in zijn oren:
Kom, liefste, ga snel mee met mij
naar waar ik ben geboren.
Maar, meisjes, alles op zijn tijd.
Lichtvaardige onstuimigheid
is echt niet goed te praten.

~~~~~~~~

De meisjes
4. Een wolk van wierook en laurier
verhult een paard en wagen.
En poeders van een kruidenier
vervult de neus met vlagen.
Het is de koning! Hij komt daar,
gewapend tegen het gevaar,
omringd door zijn soldaten.

5. Het koetswerk is van cederhout.
De vloer en baldakijnen
verblinden door het fijnste goud.
De zitting en gordijnen
zijn van de allermooiste stof.
Bekwame naaisters aan het hof
verzorgden de brokaten.

Zij
6. Zie je de kroon daar op het hoofd
van hem, mijn lief, de koning?
Hij heeft voor altijd trouw beloofd
bij onze bruiloftskroning.
Sinds deze dag, dit blijde feest,
ben ik niet meer alleen geweest,
hij heeft mij nooit verlaten!

Informatie

Melodie: Lied 141 Ik kniel aan uwe kribbe neer
Bijbelgedeelte: Hooglied 3
Tekst: Jan Pieter Kuijper

Video-opname

Van dit lied is nog geen video-opname beschikbaar. Kunt u goed zingen en wilt u een opname maken? Stuur dan de geluidsopname in naar info@dichtbijdebijbel.nl en wellicht wordt uw opname op YouTube geplaatst.

Abonneer op het YouTube kanaal:


© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

© 2024 Dicht bij de Bijbel
Webontwikkeling: m&m web-it