1. Wat heb ik nog waaraan ik hechten kan
nu allen die mij levensvreugde gaven
zijn heengegaan? Ik heb mijn lieve man
bij Elimelech en zijn zoon begraven.
Wat rest mij nog nu ook Naomi gaat
en mij verlaat?
2. Als zij vertrekt ben ik zo goed als dood.
Ik wil Naomi’s liefde niet verliezen.
Haar eigen thuis heeft weer voldoende brood,
dus zal ze gaan - daar kan ik ook voor kiezen!
Hoe lang de terugtocht ook, hoe zwaar haar lot:
ze gaat met God.
3. Al doet het noemen van haar naam haar pijn,
al rouwt ze over man en beide zonen
en ben ik niets, toch wil ik bij haar zijn.
Tot aan haar dood wil ik dicht bij haar wonen.
Ik volg haar dus – maar veel meer nog Gods stem
naar Bethlehem.
4. God heeft de leiding, neemt mij bij de hand:
hij laat mij niet bij toeval aren lezen
als vreemdeling op Boaz’ akkerland.
Er wordt aan ons een grote gunst bewezen,
want deze man laat mij steeds huiswaarts gaan
met zakken graan.
5. De liefde en de zorg van Boaz zijn
als frisse dauw op droge druivenranken
Hij nodigt mij: “Geniet van brood en wijn”.
Waar heb ik deze goedheid aan te danken?
God heeft, door Boaz heen, zijn hart getoond,
mijn trouw beloond.
6. Ik doe zoals Naomi wil: ik wacht
tot Boaz is gaan rusten na het eten.
Ik lig bij hem en vraag hem in die nacht:
“Mijn heer, wilt u uw dienstmaagd niet vergeten?
Los mij, spreid over mij uw mantel uit,
neem mij als bruid.”
7. God geeft aan mij nieuw leven na de dood:
een man die met een vreemdeling wil trouwen!
Ik krijg een nieuwe stad, een huis vol brood.
Gezegend ben ik, meer dan vele vrouwen:
God laat mij in zijn koninklijke lijn
een moeder zijn.
1. Wat heb ik nog waaraan ik hechten kan
nu allen die mij levensvreugde gaven
zijn heengegaan? Ik heb mijn lieve man
bij Elimelech en zijn zoon begraven.
Wat rest mij nog nu ook Naomi gaat
en mij verlaat?
2. Als zij vertrekt ben ik zo goed als dood.
Ik wil Naomi’s liefde niet verliezen.
Haar eigen thuis heeft weer voldoende brood,
dus zal ze gaan - daar kan ik ook voor kiezen!
Hoe lang de terugtocht ook, hoe zwaar haar lot:
ze gaat met God.
3. Al doet het noemen van haar naam haar pijn,
al rouwt ze over man en beide zonen
en ben ik niets, toch wil ik bij haar zijn.
Tot aan haar dood wil ik dicht bij haar wonen.
Ik volg haar dus – maar veel meer nog Gods stem
naar Bethlehem.
4. God heeft de leiding, neemt mij bij de hand:
hij laat mij niet bij toeval aren lezen
als vreemdeling op Boaz’ akkerland.
Er wordt aan ons een grote gunst bewezen,
want deze man laat mij steeds huiswaarts gaan
met zakken graan.
5. De liefde en de zorg van Boaz zijn
als frisse dauw op droge druivenranken
Hij nodigt mij: “Geniet van brood en wijn”.
Waar heb ik deze goedheid aan te danken?
God heeft, door Boaz heen, zijn hart getoond,
mijn trouw beloond.
6. Ik doe zoals Naomi wil: ik wacht
tot Boaz is gaan rusten na het eten.
Ik lig bij hem en vraag hem in die nacht:
“Mijn heer, wilt u uw dienstmaagd niet vergeten?
Los mij, spreid over mij uw mantel uit,
neem mij als bruid.”
7. God geeft aan mij nieuw leven na de dood:
een man die met een vreemdeling wil trouwen!
Ik krijg een nieuwe stad, een huis vol brood.
Gezegend ben ik, meer dan vele vrouwen:
God laat mij in zijn koninklijke lijn
een moeder zijn.
Melodie: God is getrouw, zijn plannen falen niet
Bijbelgedeelte: Het Bijbelboek Ruth
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Van dit lied is nog geen video-opname beschikbaar. Kunt u goed zingen en wilt u een opname maken? Stuur dan de geluidsopname in naar info@dichtbijdebijbel.nl en wellicht wordt uw opname op YouTube geplaatst.
Abonneer op het YouTube kanaal: