Alle liederen

U kunt zoeken op tekst, bijbelgedeelte, trefwoorden en auteur:

Zoek op thema:


Er zijn geen resultaten gevonden Wis alle fiters en zoek opnieuw

Een fonkelnieuw begin (Opwekking 793)

Er breekt een lang beloofde toekomst aan:
de eerste hemel is voorbijgegaan,
ook zijn de aarde en de zee verdwenen.
Er daalt een stad gemaakt van edelstenen
vanuit de hemel neer in gouden pracht,
mooi als een bruid die op haar liefste wacht.

Vanaf de troon weerklinkt een luide stem:
“God slaat zijn tent op in Jeruzalem.
Voortaan zal Hij onder de mensen wonen
om hun zijn liefdevolle hart te tonen.
Hij wist de laatste traan weg die Hij ziet.
Er zal geen rouw meer zijn en geen verdriet.”

Wat er geweest is, zal er niet meer zijn:
Geen bange nachten meer, geen strijd en pijn.
De dood is dood, hij is geheel verslagen.
Er resten nu alleen nog hoogtijdagen.
Na alles wat gezien is en gehoord
heeft God, en God alleen, het laatste woord.

Hij zegt: “Er komt een fonkelnieuw begin.
Daar staan mijn liefde en mijn macht voor in.
Wie dorstig is zal Ik te drinken geven.
Kom, laaf je aan de bron van eeuwig leven.
Dit zal je deel zijn als je overwint:
Ik ben je God en jij voorgoed mijn kind!”

Elisa Krijgsman schreef bij deze tekst een prachtige melodie. Van deze zetting is een kooruitgave beschikbaar via European Choral Club.

Het is geen alledaagse combinatie; een tekst uit Openbaring 21 vers 1 t/m 7 bewerkt tot een lied waarin het opgewekte en ingetogene elkaar afwisselen in refrein en vers. Met Keltische invloeden er bij wordt ‘Een fonkelnieuw begin’ een des te opvallender lied, dat ook dankzij het vloeiende rijm de aandacht grijpt en niet meer los laat. Een lied dat hoopvol de belofte van de nieuwe toekomst beschrijft en stap voor stap uit de doeken doet waarom dit een toekomst is die ons leven nu, ongeacht de omstandigheid, een geweldig perspectief geeft!

Ga naar de website van Koormuziek en bestel deze prachtige kooruitgave!

Jan Pieter Kuijper | Bijbelliederen

Feest van genade

Refrein:
Op dit genadefeest
wil ik mij aan U geven.
Heer, leid mij door uw Geest,
vernieuw mijn hart en leven.
Kom mij in deze tijd
te hulp en maak mij stil
in uw aanwezigheid -
hoor Heer, om Jezus’ wil.

WEEK 1: HARTSTOCHT VOOR GOD

Al bloeien er geen vijgenbomen meer,
al stokt de wijn, al wil het land niets geven,
al zijn de dieren uit de stal verdreven -
toch zal ik blijven juichen voor de Heer!
Refrein

WEEK 2: ZONDE, DE GROOTSTE VIJAND

Mijn zondig leven is bij U bekend,
Ik durf niet zomaar naar U toe te komen.
Dat kan pas als mijn schuld wordt weggenomen,
omdat u heiliger dan heilig bent.
Refrein

WEEK 3: HET FEEST VAN GENADE

Wat een onmetelijke liefdesdaad
dat God zijn eigen zoon ons heeft gegeven.
Wie dat geloven wil, krijgt eeuwig leven,
want God wil dat geen mens verloren gaat!
Refrein

WEEK 4: MET HEILIGING DE WERELD IN

Al lijkt mijn rank heel vruchtbaar, fris en groen,
wanneer ik mij niet steeds weer laat bestuiven
en niet in Jezus blijf, draag ik geen druiven.
Want zonder Wijnstok zelf kan ik niets doen.
Refrein

WEEK 5: VERBONDENHEID: OM DE ZIEL VAN DE ANDER

Ik vind het voeten wassen lastig, Heer.
In Uw gemeente, waar ik bij mag horen,
was ik helaas nog liever iemands oren
in plaats van te vergeven keer op keer.
Refrein

WEEK 6: DE MISSIONAIRE KERK

Maak heel mijn leven een getuigenis.
U blijft bij mij tot aan het eind der dagen
wanneer ik doe wat U hebt opgedragen:
verkondigen hoe groot Uw liefde is.
Refrein

Jan Pieter Kuijper | Vrije liederen

Lied der liederen (1)

Zij 
1. Jouw liefde voor mij is volkomen, 
ja, beter dan de beste wijn. 
Ik voel jouw liefde in mij stromen, 
kus mij nu wij weer samen zijn. 
Draag mij je koningskamer binnen, 
ver bij de anderen vandaan. 
Want ik wil jou alleen beminnen - 
kom liefste, laten we snel gaan. 

 2. Je bent zo mooi, het is geen wonder 
dat ieder meisje houdt van jou. 
Jij houdt van mij - dat is bijzonder, 
want ik ben maar een zwarte vrouw. 
Omdat men mij de rug toekeerde 
ben ik getekend door verdriet. 
Hoewel de zon mijn huid verweerde 
weet ik dat jij mijn schoonheid ziet. 

 3. Al lange tijd zijn we gescheiden, 
te lang heb ik je niet gekust. 
Waar laat je nu de schapen weiden, 
waar zoek je ’s middags even rust? 
Of moet ik soms naar al je vrienden 
en zoekend langs hun kudden gaan? 
Zeg mij toch waar ik je kan vinden, 
mijn liefste, dan kom ik eraan. 

Hij 
4. Als je me zoekt, volg dan de sporen, 
dan weet je waar ik schapen weid. 
Bij jou, de mooiste, wil ik horen, 
ik wacht op je de hele tijd. 
Laat mij je sieraden bekijken, 
je ring en kettingen van goud - 
de giften waarmee ik liet blijken 
dat ik intens veel van je houd. 

Zij 
5. Ik lig te rusten bij mijn koning. 
Terwijl hij slaapt, streel ik hem zacht. 
Mijn balsem geurt als zoete honing, 
als bloesem in de zomernacht. 
Groen is ons bed en cederbomen 
staan als beschutting om ons heen. 
Mijn liefde voor hem is volkomen, 
ja, hij en ik zijn samen één.

Jan Pieter Kuijper | Bijbelliederen

Lied der liederen (2)

Hij
1. Vol luister komt een lelie uit de knop
waar doorgaans distels dreigen te verdrogen.
De pracht van mijn vriendin verblindt mijn ogen;
geen ander meisje kan daar tegenop.

Zij
2. Ik ben de hitte van de zon ontvlucht
om in de schaduw even bij te komen
onder mijn liefste, boom van alle bomen.
Hij geeft mij van zijn hemels zoete vrucht.

3. Hij neemt me mee de feestzaal binnen en
serveert voor mij de allerbeste wijnen.
Hij frist mij op met appels en rozijnen,
omdat ik duizelig van liefde ben.

4. Hij legt zijn linkerhand onder mijn hoofd,
terwijl de rechter- alles aan wil raken.
Maar, meisjes, laat de hartstocht niet ontwaken,
voordat je je geliefde trouw belooft.

5. Daar komt mijn liefste aangerend, hij lijkt
wel op een dartel veulen in de weide,
genietend van het jonge jaargetijde.
Hij roept mij als hij door mijn venster kijkt.

Hij
6. Sta op, mooi meisje, kom, laten we gaan.
De winter en de regen zijn verdwenen
en vogels zingen, bloemen zijn verschenen.
De zangtijd van de tortelduif breekt aan.

7. Kijk hoe de bomen vol met bloesem staan,
en hoe de krokusvelden vrolijk kleuren.
Geniet van hoe de druiventrosjes geuren.
Mijn allermooiste, kom, laten we gaan.

8. Ik ben een doffer die zijn duifje ziet:
ze koert zo prachtig van de hoge daken.
Ik span me in om jou het hof te maken,
terwijl ik van je mooie stem geniet.

Hij en zij
9. Wie helpt ons voor de oogst verloren gaat
om alle kleine vossen snel te vangen?
Ze breken tere ranken, graven gangen,
terwijl de wijngaard vol met druiven staat.

Zij
10. De nacht in deze lente maakt ons één.
De lelieknop ontluikt, ze is voldragen.
Kom steeds, wanneer de schaduwen vervagen
bij mij en laat mij ’s avonds nooit alleen.

Jan Pieter Kuijper | Bijbelliederen

Liefdeslied

Al kende ik de woorden van elke mensentaal,
maar zou de liefde missen, ik klonk als een cimbaal.
Al kon ik zelfs ook spreken als met een eng’lentong,
ik klonk, zonder de liefde, niet beter dan een gong.

Al kon ik profeteren, al was mijn geest in staat
om waarheid waar te nemen die anderen ontgaat,
al kon ik bergen dwingen om aan de kant te gaan,
als ik de liefde miste, had ik daar weinig aan.

Al gaf ik aan de armen mijn aardse overvloed,
door alles uit te delen: mijn brood, mijn geld, mijn goed,
al liet ik mij verbranden en leed ik helse pijn –
het zou, zonder de liefde, vergeefse moeite zijn.

De liefde is geduldig en zoekt geen eigen eer.
Goed is ze, niet afgunstig, vergevend duizend keer.
Ze is niet onfatsoenlijk en denkt van niemand kwaad,
ze zoekt alleen de waarheid, is wars van lasterpraat.

De liefde wil bedekken, gelooft, volhardt, verdraagt,
terwijl ze van de ander nooit een beloning vraagt.
De meeste van Gods gaven zijn straks verleden tijd,
maar zijn geschenk van liefde doorstaat de eeuwigheid.

Veel is mij nu niet helder: ik kijk nog als een kind.
Voor de volmaakte liefde ben ik ten dele blind.
Maar eens als ik God zien zal en Hij mij zelf begroet,
laat Hij mijn ogen stralen en zie ik alles goed.

Geloof zal dan volmaakt zijn, beëindigd is de strijd.
De hoop is straks veranderd in vaste zekerheid.
De meeste is de liefde op ’t eeuwig bruiloftsfeest:
het is de grootste gave van God de Heil’ge Geest!

Jan Pieter Kuijper | Bijbelliederen

O kom, o kom Immanuel (Morgen zal Ik er zijn)

1. O Wijsheid, woord van hogerhand,
verhef uw stem, vervul het land.
Dring met uw inzicht tot ons door;
wijs ons uw wegen, ga ons voor.
O kom, o kom Immanuel,
tot vreugde van heel Israël.

2. O Heer, die eens verscheen in vuur,
verschijn opnieuw, verlicht dit uur.
Zet heel ons hart voor U in brand;
toon ons uw macht met sterke hand.
O kom, o kom Immanuel,
tot vreugde van heel Israël.

3. O Twijg uit Jesse, nieuwe loot,
wees onze koning, machtig, groot.
Maak alle volken stil voor U;
kom, wacht niet langer, red ons nu!
O kom, o kom Immanuel,
tot vreugde van heel Israël.

4. O Sleutel Davids, breng ons licht;
doe wat U opent niet meer dicht.
Bevrijd wie bang en eenzaam is;
verjaag de dood en duisternis.
O kom, o kom Immanuel,
tot vreugde van heel Israël.

5. O Dageraad, verlicht de nacht;
kom voor de dag, de morgen wacht!
Verdrijf de schaduw – het is tijd:
schijn, zon van de gerechtigheid.
O kom, o kom Immanuel,
tot vreugde van heel Israël.

6. O Koning van de volken, kom;
kijk naar uw eigen schepping om.
Maak, hoeksteen, alle volken één;
bouw aan uw woning, steen voor steen.
O kom, o kom Immanuel,
tot vreugde van heel Israël.

7. O God met ons, kom, Redder, Heer,
bewijs uw naam, daal bij ons neer.
Hoop van de volken, zie ons aan;
laat ons voor altijd met U gaan.
O kom, o kom Immanuel,
tot vreugde van heel Israël.

Naar de O-antifonen van de zeven dagen vóór Kerst.
Wanneer in de Latijnse tekst (zie onder) de hoofdletters van elk eerste woord na het ‘O’ van achteren naar voren gelezen worden staat er ERO CRAS, wat betekent: ‘Morgen zal ik er zijn’.

O Sapienta – Wijsheid (Spreuken 8:1-6)
O Wijsheid, voortgekomen uit de mond van de Allerhoogste, die van het ene uiteinde tot het andere reikt, die in alles krachtig en zacht voorziet. Kom, wijs ons de weg van de voorzichtigheid.

O Adonai – Heer (Deuteronomium 10:16-22)
O Adonai, Heer van Israëls huis, U bent in het brandende braambos aan Mozes verschenen en hebt hem de wet gegeven op de Sinaï. Kom, verlos ons met uitgestrekte hand.

O Radix Jesse – Wortel van Isaï (Jesaja 11:1-10)
O Wortel van Isaï, U staat als een vaandel voor de volken opgericht; voor U zullen de koningen sprakeloos staan, U zullen de volken aanroepen. Kom, bevrijd ons, wacht niet langer.

O Clavis David – Sleutel van David (Jesaja 22:20-22)
O Sleutel van David en Scepter van Israëls huis, wat U opent zal niemand sluiten; wat U sluit zal niemand openen. Kom, bevrijd de gevangene uit de kerker, red hen in de duisternis en de schaduw van de dood.

O Oriens – Dageraad (Maleachi 4:1-3)
O Dageraad, glans van het eeuwig licht en Zon van gerechtigheid. Kom, verlicht hen die in duisternis en in de schaduw van de dood leven.

O Rex gentium – Koning van de volken (Jeremia 10:1-7)
O Koning van de volken, door hen verlangd, U bent de hoeksteen die volken één maakt. Kom, red de mens die U uit het slijk van de aarde hebt gevormd.

O Emmanuel – God-met-ons (Jesaja 7:14)
O Immanuel, onze Koning en Wetgever, hoop van de volken, hun Redder. Kom, red ons, Heer onze God.

Bron O-Antifoonteksten: Wikipedia, bewerkte vertaling: Jan Pieter Kuijper

Jan Pieter Kuijper | Vrije liederen

Ontzag voor God

Voor alles is een uur gegeven,
een tijd voor alles wat geschiedt.
Want zij die op de aarde leven
ontgaan de loop der dingen niet.

Er is een tijd voor hen die baren,
ook komt de tijd om weer te gaan.
Men zal na ’t planten weer vergaren
wat op het land is opgegaan.

Er is een tijd dat men zal doden,
te breken wat is opgebouwd.
Dan wordt genezing weer geboden,
wat afgebroken was herbouwd.

Een tijd voor huilen, angst en lijden,
voor rouw, gemis en eenzaamheid.
Toch zal men zich ook weer verblijden
met lach en dans en vrolijkheid.

Een tijd dat men de stenen weggooit,
ontdoet van alles wat hier bindt.
Verkilling heerst, maar triomfeert nooit,
de tijd komt dat de hartstocht wint.

Waar wordt gezocht, daar wordt gevonden
nadat men het was kwijtgeraakt.
Wat was bewaart, heeft onomwonden
voor nieuw bezit weer plaatsgemaakt.

In tijd van rouw scheurt men de kleding,
geen enkel woord komt uit de keel.
Het gaat voorbij, er komt weer heling,
niets wat gezegd wordt is te veel.

Een tijd van oorlog en van haten,
een wereld waar geen uitzicht is.
Men doolt in wanhoop door de straten,
leeft in volslagen duisternis.

Toch is niet alle hoop vervlogen,
na inkeer volgt de vrede weer.
In liefde voor elkaar bewogen,
de leeuw ligt bij het lam terneer.

Hoe kan een mens de tijd doorgronden,
is voordeel voor hem weggelegd?
Met is aan zwoegend werk verbonden,
een kwelling door God opgelegd.

God heeft zijn plan niet uitgeschreven,
maar doet wat goed is op zijn tijd.
Besef van duur is ons gegeven,
geen inzicht in de eeuwigheid.

Niets goeds is weggelegd op aarde
dan vreugde, blijdschap en genot.
Het aangename heeft slechts waarde 
als ’t wordt aanvaard als gift van God.

Ontzag voor God, dát moet vooropgaan,
want hij is groot, zijn maaksel klein.
Al wat God doet, zal eeuwig vaststaan,
dan komt ’t besef hoe klein wij zijn!

Want wat er nu is, was er ook al;
wat komt, dat is er al geweest.
En wat gebeurd is, ieder voorval:
Geschiedenis herhaalt zich steeds! 

Jan Pieter Kuijper | Bijbelse gedichten

Ruth

1. Wat heb ik nog waaraan ik hechten kan
nu allen die mij levensvreugde gaven 
zijn heengegaan? Ik heb mijn lieve man 
bij Elimelech en zijn zoon begraven.
Wat rest mij nog nu ook Naomi gaat
en mij verlaat?

2. Als zij vertrekt ben ik zo goed als dood.
Ik wil Naomi’s liefde niet verliezen.
Haar eigen thuis heeft weer voldoende brood,
dus zal ze gaan - daar kan ik ook voor kiezen!
Hoe lang de terugtocht ook, hoe zwaar haar lot:
ze gaat met God.

3. Al doet het noemen van haar naam haar pijn,
al rouwt ze over man en beide zonen
en ben ik niets, toch wil ik bij haar zijn.
Tot aan haar dood wil ik dicht bij haar wonen.
Ik volg haar dus – maar veel meer nog Gods stem
naar Bethlehem.

4. God heeft de leiding, neemt mij bij de hand:
hij laat mij niet bij toeval aren lezen
als vreemdeling op Boaz’ akkerland.
Er wordt aan ons een grote gunst bewezen,
want deze man laat mij steeds huiswaarts gaan
met zakken graan.

5. De liefde en de zorg van Boaz zijn
als frisse dauw op droge druivenranken
Hij nodigt mij: “Geniet van brood en wijn”.
Waar heb ik deze goedheid aan te danken?
God heeft, door Boaz heen, zijn hart getoond,
mijn trouw beloond.

6. Ik doe zoals Naomi wil: ik wacht
tot Boaz is gaan rusten na het eten.
Ik lig bij hem en vraag hem in die nacht:
“Mijn heer, wilt u uw dienstmaagd niet vergeten? 
Los mij, spreid over mij uw mantel uit,
neem mij als bruid.”

7. God geeft aan mij nieuw leven na de dood:
een man die met een vreemdeling wil trouwen!
Ik krijg een nieuwe stad, een huis vol brood.
Gezegend ben ik, meer dan vele vrouwen: 
God laat mij in zijn koninklijke lijn
een moeder zijn.

Jan Pieter Kuijper | Vrije liederen

Te laat

Na uren van verlangen,
- vergeefs heb ik gewacht -
ben ik door slaap bevangen,
tot midden in de nacht
de rust ruw wordt verbroken,
herauten roepen: “Kom,
heb je je lamp ontstoken?
Daar is de bruidegom!”

Geschrokken van het leven
zoek ik in duisternis,
door doodsangst voortgedreven,
waar toch mijn olie is.
O, had ik maar geweten
hoe laat hij komen zou,
ik zou niets zijn vergeten -
nu rest mij slechts berouw.

Maar hij kent mijn gebreken,
mijn onverschilligheid.
Hij geeft, bij het ontbreken
van olie, vast respijt.
Ik zal me nu gaan haasten
mijn lamp weer te voorzien.
Wat olie van mijn naasten
is wat mij redt misschien.

De tijd begint te dringen,
- ’t was niet genoeg geweest -
Vijf and’re gasten gingen
al naar het bruiloftsfeest.
Laat ik niet langer dralen,
maar naar de koopman gaan.
Snel zelf wat olie halen,
dan steek ik ´t licht weer aan.

***

Ik bid hem: “Doe mij open,
laat mij toch binnen Heer!
Ik moest nog olie kopen,
Sluit pas de deur wanneer
ik óók genietend binnen
de maaltijd met u eet.
Laat dan het feest beginnen,
want ik ben nu gereed.”

Zijn stem klinkt uit de feestzaal:
“Ik weet niet wie je bent.
Je hebt geen deel aan ’t feestmaal,
Ik heb je nooit gekend!
Je was steeds ongehoorzaam,
’t geloof in mij was schijn.
Ik straf hen, die niet waakzaam
verwachten, met de pijn.”

Ik wentel me in wroeging,
te lang heb ik gewacht!
Geen gratie, geen vergeving,
slechts donkerte en nacht.
O, waarom was ik bezig
met enkel buitenkant?
Mijn olie was afwezig -
geen Geestesvuur dat brandt.

***

Jou is nog tijd gegeven,
koop olie zonder prijs.
Verwacht hem heel je leven,
en wees niet dwaas, maar wijs!
Heb jij al vlammentongen
ontstoken door de Geest?
Dan wordt door jou gezongen
op ’t eeuwig bruiloftsfeest! 

Jan Pieter Kuijper | Vrije liederen

Waarom verlaat U mij

Waarom verlaat U mij in mijn verdriet?
Waarom, mijn God, hoort U mijn schreeuwen niet?
Ik smeek U – ach, ik smeek U alle dagen,
maar krijg geen antwoord op mijn bange vragen.

Mijn ouders werden wél door U gered
als zij U hoopvol zochten in gebed.
Zij riepen U om hulp en ze ontkwamen.
Niemand van hen hoefde zich ooit te schamen.

Maar ik, ik lijk een worm; ik heb geen kracht.
Ik word bespot, door iedereen veracht.
Ze grijnzen zonder spoor van medelijden:
‘Nu maar eens zien of God hem kan bevrijden.’

Van jongs af aan heb ik op U vertrouwd -
maar nu ben ik alleen en doodsbenauwd.
Een kudde stieren heeft mij ingesloten.
Ik word geplet onder hun zware poten.

Mijn hart gaat stuk, mijn hele lijf verkrampt.
Mijn leven is als water dat verdampt.
Ik ben een potscherf die ligt uit te drogen.
Het licht dooft uit; ik heb de dood voor ogen.

Als wrede honden staan ze om mij heen.
Hun spijkers gingen mij door merg en been.
Ze dobbelen een potje om mijn kleren,
en niemand, niemand lijkt het iets te deren.

Hoe lang nog, Heer? Haast U toch dichterbij.
Kom mij te hulp, ontferm U over mij.
Of ben ik werkelijk voorgoed verloren?
Zult U mij niet uiteindelijk verhoren?

                           ---

Ik weet, mijn God, dat U toch bij mij bent.
Straks maak ik dat aan heel uw volk bekend.
Ook mij zult U uw grote trouw bewijzen,
en wie het hoort, zal U van harte prijzen.

U luistert als een zwakkeling U smeekt.
U bent het die zijn boeien openbreekt.
Wie honger heeft, zult U te eten geven.
Wie naar U zoekt, mag eeuwig met U leven.

De hele wereld zal U loven, Heer.
Zelfs wie gestorven is brengt U straks eer.
Van kind tot kind zal men uw naam bezingen,
want U regeert en U doet grote dingen.

Arie Maasland | Vrije liederen
© 2025 Dicht bij de bijbel
Website door web-it.nl