Geestesgist

Heer, ik was dwaas in de tijd van weleer:
Ik vocht in heilige schijn voor uw eer
en had, zo leek het, aan alles gedacht -
maar ondertussen het paaslam veracht.

Net als een zuurdeeg, verstopt in het brood,
rees ook de zonde in mij en werd groot.
Ik was onbruikbaar, bedorven, verzuurd.
Dit heeft – ik dank U – niet eeuwig geduurd.

Want U drong diep in mijn binnenste door,
zodat mijn hoogmoed het van U verloor.
Dank U, Heer Jezus, dat U van mij wist.
Ja, U doortrok mij met uw Geestesgist.

Dit gaf een breuk met de tijd van weleer.
Nu bid ik dagelijks: Wat wilt U, Heer?
Ik ben U dankbaar dat U mij steeds kneedt,
dat ik mij deel van uw koninkrijk weet.

Uw Geest doordesemt het wereldtoneel.
Al lijkt de boze het gist in het meel,
al zie ik nu nog uw koningschap niet,
uw rijk zal komen, wat U wilt geschiedt!