Magnificat
Mijn ziel eert God! Mijn Redder en mijn Heer
keek liefdevol op mij, de kleinste, neer.
Zijn dienares wilde Hij trouw bewijzen.
Voortaan zal men mij diepgelukkig prijzen.
Zijn hand is zacht en vol barmhartigheid,
de eeuwen door, voor wie zich aan Hem wijdt.
Zonder genade wordt uiteengedreven
wie zich almachtig waant en hoogverheven.
Wie dorst en honger had verzadigt Hij;
wie rijk was staat er knarsetandend bij.
God heeft Zijn volk weer bij de hand genomen.
Zijn redding overtreft de hoogste dromen.

Weerspiegeld