Overvloed
De fonkelende schatten om mij heen
konden de kamers van mijn hart niet vullen.
Toen kwam de dag dat Jezus mij verscheen.
Hij riep mij weg bij al mijn mooie spullen.
Er huist nog steeds inhaligheid in mij.
Steeds weer moet ik mezelf ervan bekeren.
Hoe kan ik zo ruimhartig zijn als Hij?
Achter Hem aan begin ik het te leren.
Vrij is Hij van de macht van geld en goed.
Hij kent geen zorgen voor de dag van morgen.
Ten diepste heeft Hij altijd overvloed:
Dankzij Zijn Vader weet Hij zich geborgen.
